donderdag 11 oktober 2007

Landschappen

Tot nu toe heb ik toch vooral omtrekkende bewegingen gemaakt, op zoek naar argumenten -soms in het wilde weg- om te bewijzen dat er verbanden bestaan tussen digitaal verhalen vertellen, culturele analyse en esthetische ervaringen; en in het verlengde daarvan grip te krijgen op zogenaamde meervoudige geletterdheid en in het verlengde daarvan iets te kunnen zeggen over een methodiek/didactiek die van deze eigentijdse competenties gebruik weet te maken. Omtrekkende bewegingen omdat ik weliswaar aanvoel dat het werken met beelden meer oplevert dan alleen maar afbeeldingen maar me ook wel realiseer dat dat 'meer' een nogal virtueel karakter heeft; meer met waarden en emoties te maken heeft dan met concrete, meetbare resultaten. Min of meer toevallig (gaat dat niet steeds zo?) verdwaalde ik in Wittgenstein's Tractatus en wat denk je? daar stuitte ik op een regel die me houvast lijkt te bieden. Hier komt ie.''4.1212 What can be shown, cannot be said." (Volgens de vertaling van W.F. Hermans:"Wat getoond worden kan, kan niet worden gezegd." -Amsterdam, 1975). Ik kom er uitgebreid op terug. Maar er was nog wat. Een paar weken geleden zag ik in een praatprogramma op de televisie een moderne versie van 'rainman', een autist, een savant, whatever. De man vertelde dat hij zijn verbluffende geheugen capriolen deels verklaarde door het beschikken over een 'visueel landschap', een soort landkaart waarop als ankers, de containers waarin de informatie opgeslagen zit als het ware opgetekend staan.
Hoe zit dat met de hier eerder aangehaalde bewering van Wittgenstein? In de Cambridge lectures nr 4 over Wittgenstein van dit jaar, kom ik de volgende uitleg tegen:"...Wittgenstein’s official terminology marks the distinction with the terms saying (sagen) and showing or expressing (zeigen). Perhaps the best way to understand the distinction is as one between depiction (saying) and exemplification (showing). I think this way of understanding things illuminates how the “structure” of a fact (its decomposition into particular and universal) can be shown but not said in language." De vraag is nu wel of dat wat hier over taal gezegd wordt ook geldig is voor beelden, vooralsnog neem ik aan van ja, omdat we het steeds hebben over beeldtaal, een bijzondere vorm van taal. Je zou de bewering ook kunnen laten kantelen: met beelden ben je tot meer in staat dan 'zuivere' taal alleen. Ik realiseer me dat ik de vanuit het propositie-logica-perspectief geformuleerde bewering terug leg op het niveau van alledaagse taal. En dan geldt dat waarover je niet spreken kan altijd nog in beelden getoond kan worden. (Dit in tegenspraak op Wittgenstein's propositie 7.)
Ik ben hier nog lang niet uit -vooral ook omdat het aanvoelt als het misbruiken van Wittgenstein- maar nu eerst een toelichting op het landschapconcept waarbij opnieuw ook weer taligheid in het geding is.
Het concept 'landschap' is in educatieve zin al geruime tijd in gebruik. Er wordt dan gesproken over een studielandschap. Als vanzelfsprekend heb ik me dat steeds voorgesteld als een driedimensionaal beeld van een soort uitgestrekt bergnlandschap. Pieken, dalen en veel laagland daar tussen in, doorsneden met wegen, paden, single track roads en snelwegen. Eigenlijk een soort Schotse hooglanden zoals die in The North voorkomen. Een voorstelling die rondtrekken, verkennen, op reis zijn, onderweg zijn verbeeldt.Dus nog even voor de duidelijkheid, geen studielandschap dat diverse mogelijkheden van een studieprogramma geinventariseerd heeft. Het is lastig voorstelbaar, gewend als ik ben aan het zoeken naar één alles kenmerkende eigenschap waarmee dan de rest niet meer gezegd behoeft te worden. Maar zo eenvoudig kom ik er deze keer niet vanaf.
Als ik me, al ontwerpend, binnen het landschap aan het werk zie constateer ik dan ik niet van A langs B naar Z toe werk maar ergens begin, me helemaal niet aan de regels van planmatig handelen houdt, me vooral laat verleiden te beginnen met wat me prikkelt. En dan als het ware in steeds ruimere cirkels verder werk, soms ook naar secundaire en naar tertiaire bronnen grijp en zo langzaam maar zeker tot een afronding kom. Van sommige stappen weet ik zeker hoe ik ze zetten moet maar er zijn er ook die volstrekt nieuw voor me zijn. Prettig is dat ik geleerd heb te kunnen vertrouwen op mijn probleemoplossend vermogen. Inspiratie, goed en langdurig kijken en zelfvertrouwen zijn belangrijk, of zoals Klaas Gubbels ooit tegen me zei:" Kijken, kijken en kijken, goed kijken en zien kost tijd."
Dit onbekommerd aanpakken en oppakken wat je nodig hebt impliceert dat er niet zozeer een studielandschap is maar dat er aldoende een topografie ontstaat. Wil je succesvolle werkwijzen overdraagbaar maken (en dit is mijn bescheiden educatieve bijdrage) dan zal via deconstructie de gevolgde aanpak zichtbaar gemaakt moeten worden. Op die manier worden de denklijnen en de handelingen zichtbaar gemaakt. Niet zozeer om gedupliceerd te worden maar om aan te reiken hoe het werken met beelden (en geluiden) een manier van werken kan zijn die tot ervaringen en resultaten kan leiden die niet direct in woorden te vangen zijn. Het gaat dus niet alleen om het landschap maar ook om de wegen daar binnen.

Geen opmerkingen: